Verhaal van de maand

Polyphemus (2)


Over o.a. de cycloop Polyphemus wordt door de moeder van Marieke verteld in mijn nieuw te verschijnen boek – Schaduwmeisje - Ik heb een eigen versie van het verhaal gemaakt. Hieronder staat deel 2 van dit verhaal. Deel 1 vind je in het archief.

Polyphemus stond op. Zijn ene oog priemde vervaarlijk speurend rond. Merkte hij onraad? Rook hij ons? Het zou me niets verbazen. Uiteindelijk liep hij naar de stallen, pakte een emmer en een kruk, liep naar de schapen en sloeg aan het melken. In een razend tempo werkte hij alle schapen af. Tenslotte werd de verkregen melk in één van de grote tonnen gegoten. Wij hadden hem als in een film gadegeslagen, wel oppassend geen lawaai te maken.
Vervolgens verzamelde de reus een arm vol takken, vleide ze met een bos stro en enkele stammetjes op de haardplek, begon verwoed met twee stenen tegen elkaar te slaan en probeerde aldus een vuur aan te leggen. Even later laaiden de vlammen hoog op en verwarmden, samen met de dampende ruggen van de schapen en geiten, het hele hol. Ik kreeg het benauwd, me realiserend dat Odysseus en ik van de twaalf mannen wel het dichtst bij het hoog oplaaiende vuur stonden. Mijn borst drukte zwaar op mijn longen, die met moeite lucht naar binnen zogen en naar buiten persten. Mijn verdroogde stembanden konden zelfs niet fluisteren. Ik keek naar Odysseus, die zonder een spoor van emotie de reus gadesloeg. Was ik maar op de Drentse hei, flitste het door me heen. Een ontmoeting met Ellert en Brammert zou me liever geweest zijn, alhoewel dat natuurlijk ook geen lieve jongens waren…

‘Wie zijn jullie?’ riep de reus plotseling terwijl hij ging staan. Hij had één van de mannen ontdekt. ‘Zijn jullie zeerovers die hier aangespoeld zijn door de storm? Of zijn jullie plunderaars, moordenaars misschien?’ ‘Geen van drieën Polyphemus.’ Odysseus had de moed de vragen van de reus te beantwoorden, maar hij was wel zo slim zich niet te laten zien. ‘Wij zijn soldaten van het Griekse leger en keren nu, na de verovering van Troje, weer terug naar huis.’
Ineens strekte Polyphemus één van zijn geweldige armen in mijn richting. Hij had één van onze mannen achter ons staand in zijn éénogig vizier gekregen. Ik voelde een geweldige luchtverplaatsing en hoorde twee angstige kreten. Niet één, maar twee mannen zaten geklemd in de rechter vuist van de reus. Hij zette ze voor zich neer, wurgde ze en verslond ze met huid en haar.
Ontzet sloegen we dit schouwspel gaande. Zou dit ook ons lot zijn…? Polyphemus likte zijn baard, dronk bedaard een emmer melk leeg, strekte zich languit en weldra echode een luid geronk door het donker wordende hol. Angstig wachtten we de volgende ochtend af…

In het afnemende licht van het vuur kwamen we samen, fluisterend. ‘We moeten hem doden. Hij eet ons allemaal op.’ ‘Denk toch na,’ antwoordde Odysseus de spreker verwijtend. ‘Hoe komen we uit dit hol als de reus dood is. Duw jij dat rotsblok eventjes opzij?’ Odysseus keek zijn soldaat spottend aan. De man schaamde zich voor zijn onnozele opmerking. Het zal de angst geweest zijn, dacht ik. ‘Morgen zullen we dit hol bekijken. Tenminste, ik neem aan dat Polyphemus ons niet vrij laat morgen…’

De volgende ochtend verzamelde Polyphemus weer stro, takken en stammetjes om het vuur weer te ontsteken. Nu werden alle geiten gemolken. Toen hij klaar was rolde hij het rotsblok opzij, dreef de kudde naar buiten maar lette goed op dat geen van de mannen kon ontsnappen. Tenslotte ging hij zelf naar buiten en sloot de ingang weer volledig af. Nauwelijks was hij weg of we verzamelden ons opnieuw. Gelukkig wisten we het vuur, dat Polyphemus voor zijn vertrek dacht te hebben gedoofd, weer aan te krijgen zodat het hol tenminste verlicht werd. ‘Mannen, ga op onderzoek uit. Ga met je tweeën en probeer een uitgang te vinden. De mannen verdwenen in de vele gangen van het hol, maar na enige tijd kwamen ze teleurgesteld weer terug. Er bleek geen andere uitgang te zijn. We zaten gevangen en bleven achter in de wetenschap van wellicht een spoedige dood…