Verhaal van de maand

Bas en Top


Altijd als het jongetje bij zijn oma op bezoek is, gaat hij weer voor het enige schilderij staan dat al vele jaren in oma’s kamer hangt. Hij bekijkt het dan aandachtig en steeds weer verwondert hij zich over het prachtige konijntje dat links op het doek staat geschilderd en hem verdrietig en vragend aankijkt.
‘Je vindt het mooi hè!’
Het is oma opgevallen dat Jongetje Job, want zo heet het jongetje, steeds naar het schilderij loopt als hij bij haar op bezoek is.
‘Als je het echt mooi vindt mag je hem hebben hoor.’
Jongetje Job draait zich om, kijkt eerst naar zijn oma en daarna naar zijn moeder. Hij kijkt verbaasd en blij. ‘Mag ik hem hebben, oma? Mag ik hem mee naar huis nemen? Echt?’
‘Ja, je mag het meenemen, tenminste, als je moeder het goed vindt.’
‘Mag het mam?’
‘Zijn moeder kijkt hem aan en lacht. ‘Nou vooruit, omdat je het mooi vindt. Er is nog wel een plekje in je kamer waar papa het op kan hangen. Je mag oma wel bedanken hoor!’
Jongetje Job loopt naar oma en geeft haar een dikke zoen. ‘Dank u wel oma, ik ben er heel blij mee.’
‘Het is goed Jongetje. Nu weet ik in elk geval dat het konijntje in de toekomst goed verzorgd wordt.’

‘Daar,’ zegt Jongetje Job tegen zijn papa. ‘Hang het daar meer neer pap. Als ik in bed lig kan ik het konijntje mooi zien.’
‘En hij jou,’ antwoordt zijn papa er direct lachend achter gaan. ‘Kan hij jou in elk geval een beetje in de gaten houden…’
En zo verhuisde het schilderij met het konijn uit de kamer van oma naar de slaapkamer van Jongetje Job.

Jongetje Job ligt die avond, als hij in bed ligt, steeds naar het schilderij en natuurlijk naar het konijntje te kijken. Onbeweeglijk, maar niet meer zo verdrietig denkt Jongetje, kijkt het konijntje naar hem.
‘Welterusten konijntje, ik ga nu slapen hoor.’ Hij zwaait even met zijn handje naar het konijntje. Even later zinkt Jongetje Job weg in een diepe slaap…

‘Jongetje.’
Jongetje Job draait zich om op zijn andere zij.
‘Jongetje.’
Jongetje Job gaat rechtop in bed zitten en wrijft zich in de ogen. Hij kijkt verdwaasd rond. Hoorde hij zijn naam roepen?
‘Jongetje.’
Hij weet het nu zeker. Iemand in de kamer roept zijn naam. Hij kijkt rond en ziet in het zwakke licht van een klein nachtlampje dat het konijntje van het schilderij hem roept.
‘Hoe weet je dat ik Jongetje heet?’ zegt Jongetje verbaasd tegen het konijntje.
‘Dat heb ik al zo vaak bij je oma gehoord. Ze heeft het zo vaak over jou gehad. Ik ben niet dom hoor!’
‘Nee, dat geloof ik. Maar,’ en hij kijkt het konijntje aan, ‘hoe heet jij dan?’
‘Bas,’ zegt het konijntje kort. ‘Gewoon Bas.’
‘Grappige naam voor een konijn,’ zegt Jongetje.

‘Maar weet je wel waarom ik je geroepen heb?’
‘Nee,’ antwoordt Jongetje. ‘Waarom dan?’
‘Ik heb gezien bij je oma dat je zo goed kunt tekenen en schilderen. En nu wil ik je iets vragen.’
Jongetje Job kijkt Bas nieuwsgierig aan. ‘Nou, vraag maar,’ zegt hij vrolijk. ‘Van vragen word je wijs, zegt mijn mama altijd.’
‘Wil jij op dit schilderij nog een konijntje schilderen?’
‘Nog een konijntje schilderen? Waarom?’
‘Omdat ik altijd zo alleen ben. Ik heb niemand om mee te spelen, weet je. Jij speelt toch ook wel eens met andere kinderen?
En als er nog een konijntje bij komt heb ik een vriendje. En dan kunnen we jou ook eens vragen om met ons te spelen.’
Eigenlijk is het wel een goed idee, denkt Jongetje. ‘Waarom ook niet,’ zegt hij tegen Bas. ‘Ik haal even mijn teken- en schilderspulletjes. Ogenblikje.’

Heel nauwkeurig tekent Jongetje Bas na. Daarna mengt hij de verfkleuren tot hij tevreden is en penseelt het vachtje van Bas in precies dezelfde kleur. Het puntje van Jongetjes tong wipt naar buiten en weer naar binnen, zo ingespannen en aandachtig is hij bezig. Ook de oogjes van Bas tekent en kleurt hij. En het staartje. En de pootjes. Even later staan er twee konijntjes op het schilderij. Jongetje doet twee stappen achteruit en bekijkt zijn schilderwerk tevreden.

‘Mooi,’ zegt hij even later. ‘Ben jij ook tevreden Bas?’
Bas kijkt opzij naar zijn buurman. ‘Hij lijkt precies op mij,’ zegt hij verbaasd. ‘We lijken wel tweelingen. Eeneiige tweelingen. Dank je wel Jongetje. Goed gedaan hoor!’
‘Hoe heet hij?’ vraagt Jongetje.
‘Top’ zegt Bas. ‘Hij heet Top.’
‘Dag Top,’ zegt Jongetje, ‘welkom in onze familie.’
‘Dag Bas, dag Jongetje.’ Top kijkt nieuwsgierig in het rond. ‘Zullen we even buiten gaan spelen?’ Hij rekt alle vier zijn pootjes eens uit en kijkt hoopvol zijn twee nieuwe vriendjes aan.

Zonder lawaai te maken huppelen Bas en Top de trap af. Tree voor tree stapt Jongetje er achter aan. Voorzichtig openen ze de tuindeur. Buiten speelt een volle maan voor lantaarnpaal. Het is koud en het gras is een beetje vochtig door de dauw. Ook de madeliefjes en de paardebloemen staan rillend tussen de groene sprietjes.
‘Kom,’ roept Bas, ‘we gaan achter in de tuin een paar holen graven.’ Ze beginnen direct. Jongetje verspreidt het uitgegraven zand over de moestuin. Na ongeveer een uur graven komen Bas en Top weer uit hun holletjes. Ze zijn bezweet en hijgen van vermoeidheid.
‘Zwaar werk hoor,’ zegt Bas. ‘Maar wel leuk!’ zegt Top enthousiast. Dan zegt hij: ‘Zullen we verstoppertje spelen?’
‘Jaaaa..,’ roepen Jongetje en Bas tegelijk. ‘Leuk, verstoppertje.’
‘Ik ben de zoeker,’ zegt Jongetje, ‘jullie gaan je eerst verstoppen. Ik tel tot tien.’ Hij draait zich om, doet twee handjes voor zijn ogen en begint af te tellen: ‘Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien! Wie niet weg is, is gezien.’ Hij draait zich om. Geen konijntjes te zien. Langzaam loopt hij in de richting van de moestuin. Niemand te zien. Achter de twee dikke eiken misschien? Ook niets. Hij loopt langzaam naar de grote rododendronstruik. Niets. Wacht, denkt hij, misschien hebben ze zich verstopt in hun holletjes. Hij loopt op zijn tenen naar de pas gegraven holen. Vooral geen lawaai maken, denkt hij. Jongetje weet dat hij niet in een holletje past. Hij moet dus slim zijn. Hij plukt twee grote groene bladen van een paardebloem en loopt naar de ingangen van de twee holletjes. Voor elke ingang legt hij een blad. Dan wacht hij af, languit op het gras liggend. Er gaat een minuut voorbij. En nog één. Het is doodstil in de tuin. In de verte loeit een koe. Jongetje kijkt oplettend naar de twee ingangen. Opeens ziet hij het kopje van Bas tevoorschijn komen. Bas kijkt een beetje angstig. ‘Gezien,’ fluistert Jongetje en hij wijst met zijn vinger naar Bas. Jongetje legt zijn vinger voor zijn mond. ‘Sstt.’ Voorzichtig komt Bas naar buiten en gaat achter Jongetje liggen.

‘Ik dacht dat jullie al weer terug waren naar het schilderij,’ fluistert Bas. ‘Ik werd een beetje bang.’
Jongetje kijkt Bas lachend aan. ‘Geduld hè. Je moet gewoon geduld hebben. En dat heb ik.’ Hij kijkt triomfantelijk naar Bas. ‘Wat denk je, zal Top ook zo tevoorschijn komen?’ ‘Ik denk het wel. Het wordt al weer licht.’ Bas wijst in de verte waar een lichte streep boven de horizon zichtbaar wordt. ‘Straks komt de zon op en dan moet ik weer terug zijn in mijn schilderij.’
‘We wachten nog heel even,’zegt Jongetje. ‘Nog een minuutje.’

‘Ga jij eens in het holletje van Top kijken. Misschien is hij in slaap gevallen.’
Bas verdwijnt in het holletje. Even later staat hij weer buiten. ‘Hij is er niet,’ zegt hij verbaasd. ‘Top is er niet!’
Ze kijken rond, lopen de hele tuin door, kijken achter bomen en struiken en roepen tenslotte zijn naam:
‘Top. Tohop, waar ben je? Kom tevoorschijn. We stoppen. We moeten weer terug in ons schilderij. Kom nou!’

Hoe hard ze ook roepen, waar ze ook kijken. Geen Top.
Teleurgesteld openen ze de tuindeur en sluipen ze de trap op. Verdrietig kruipt Bas in het schilderij en Jongetje Job weer in zijn bed.
‘Wat vreemd hè, dat Top zomaar ineens verdwenen is. Ik begrijp er niets van.’
‘Ik ook niet,’ zegt Bas. ‘Ik begrijp er ook niets van. Maar gelukkig heb ik jou nog. En morgennacht stel ik je weer een vraag.’ Bas lacht zachtjes en kijkt naar Jongetje, die hem verbaasd aan kijkt.
‘Stel je morgen weer een vraag? Welke dan?’
‘Raad maar eens…’ Dan draait Bas zijn ogen af van Jongetje en kijkt in het niets…

‘Waarom liggen je schilderspulletjes naast je bed?’
Jongetjes moeder staat naast zijn bed. Ze heeft het dekbed van hem afgetrokken.
Jongetje Job kijkt zijn moeder verbaasd aan. ‘Mijn schilderspullen?’
Snel kijkt hij naar het schilderij en haalt opgelucht adem.
‘Nou,’ hoort hij zijn moeder ongeduldig vragen. ‘Waarom?’
‘Ik…eh… weet het niet mam. Ik…eh… denk dat ik gedroomd heb, maar ik weet niet meer waar over…’

Als hij even later zijn kleren aantrekt en heel stiekem even naar Bas kijkt, ziet hij geen verdrietige blik meer in Bas’ogen.
Integendeel…