Verhaal van de maand

Wenen


Het gebeurde in Wenen, een prachtige stad. En denk je aan Wenen, dan denk je ook aan muziek. En aan W.A. Mozart natuurlijk.

Ik had een stadsplattegrond gekocht en kuierde genietend van het weer, de inspirerende omgeving en de vriendelijke gezichten van de mensen aan de hand van één van de vele routebeschrijvingen door de binnenstad. Op een zeker moment kwam ik in de Tonstrasse en in de begeleidende tekst van de plattegrond las ik dat in het pand nummer 5 de heer W.A. Mozart heeft gewoond èn dat hij hier z'n beroemde Figaro schreef. In gedachten dwaalde ik naar Nederland en probeerde mij enkele beroemde Nederlandse pianisten voor de geest te halen. Als eerste schoot mij Pim Jacobs te binnen, de altijd vriendelijk gentlemanpianist, inmiddels helaas naar waarschijnlijk dezelfde bestemming vertrokken als zijn illustere Weense collega. Als je Pim, verbeeld ik me even, een pruik op zou zetten zoals Mozart die waarschijnlijk ook gedragen zou hebben, zou je enige overeenkomsten kunnen ontdekken. En Jan Vayne. Jan hoef je natuurlijk geen pruik meer op te zetten. Hoogstens zou je hem eens kunnen blonderen om het Mozart-effect na te kunnen bootsen. Bovendien zou dat als voordeel hebben dat je de roos, waar Jan last van schijnt te hebben getuige zijn televisieoptredens, niet meer zou kunnen waarnemen. Hoeft hij zich daar bovendien ook niet meer voor te verontschuldigen.

Roos. Zou dàt de reden zijn geweest dat de heer W.A. Mozart tijdens zijn optredens een geblondeerde pruik droeg? Eigenlijk best een plausibele verklaring, want waarom zouden de mensen in de achttiende eeuw nooit last van roos hebben gehad?

Ik liep naar het vitrinekastje, dat naast de deur, precies boven de 5, opgehangen was. Daarin was, wat slordig, een door het vocht aangetaste brief met punaises vastgezet. Maar, constateerde ik tevreden, nog wel leesbaar.

Ik las niet het hele verhaal, want mijn oog viel direct op één van de laatste regels: Na 16.30 uur gesloten. Ik keek op mijn horloge. Het was inmiddels over vijf, te laat dus om de woning van Mozart nog te kunnen bekijken. Ik keek in het rond en het viel me inderdaad op dat andere toeristen na een foto van het pand genomen te hebben weer doorliepen. Zij waren dus blijkbaar op de hoogte. Stom van me. Hoewel. Ik voelde aan de klink. Hij bewoog gewoon omlaag en toen ik er vervolgens tegen aan duwde opende zich de deur. Ik keek nog eens rond.

Niemand reageerde op mijn binnendringen, ofschoon er toch diverse mensen liepen. Ik deed of mijn neus bloedde en ging naar binnen. Ik stond in een vrij ruime, vochtige hal. Gezien de vele naamplaatjes op de muur bij de trapopgang vermoedde ik dat veel ruimtes in dit pand verhuurd worden aan studenten. Een trap achter in de hal leidde naar de eerste verdieping. Ik ging naar boven en kwam op een overloop, waar diverse deuren op uit kwamen. Op één van die deuren stond, in koper, W.A. Mozart.

Om me heen kijkend drukte ik voorzichtig, de tweede keer binnen een paar minuten, de klink omlaag. Geen beweging. Nog maar eens proberen, maar helaas…

Natuurlijk wist ik dat Mozart al jaren en jaren dood is, maar toch... Misschien geloofde hij wel in reïncarnatie en was even op aarde teruggekomen om zijn 'Unvollendete' alsnog af te maken, mijmerde ik. Unvollendete, corrigeerde ik mezelf, die werd toch niet door Mozart geschreven! Schreef Schubert, wiens huis ik ook gezien had, dat stuk niet? Nee, toch ook niet, dacht ik weifelend. Toch Mozart?

Ik legde mijn oor eens tegen de deur en zonder dat ik het zelf realiseerde riep ik, weliswaar zachtjes, "Mozart". Even later nog eens "Mozart". Niks verroerde, het bleef stil. "Wolfgang

Amadeus", riep ik nu, wat amicaler en ongewild ook wat luider.

"Mensch, was wollen sie denn".

Een harde stem, ergens van de tweede verdieping, deed me schrikken.

"Was wollen sie. Die Zimmer ist für Turisten schon lange geschlossen. Kommen sie morgen zurück".

Ik aarzelde, want morgen zou ik Wenen weer verlaten.

"Eh...", begon ik,".....eh, ....ich wollte der Herr Mozart etwas fragen".

"Fragen? Fragen? Mensch, der ist ja schon zweihundert Jahre tot. Das wissen sie doch. Und was wollten sie denn fragen?" riep hij nu een beetje smalend.

Oh jé, wat nu? Een inval redde me: "Ich wollte fragen warum der Herr Mozart seine Kleine Nachtmusik nicht Grosse Nachtmusik hat genennt!" Er volgde een zucht van opluchting.

"Sie sind doch wohl verrückt was. Machen sie dass sie wegkommen!"

"Oh ja", schoot me nog te binnen, "ich wollte auch nog fragen ob der Herr Mozart roos hatte, so wie der Jan".

Met een vloek en een klap vloog de deur op de tweede verdieping dicht.

Eigenlijk opgelucht, maar ook een beetje teleurgesteld, vervolgde ik het laatste deel van mijn privé-rondleiding.

Hoewel niet helemaal voldaan, vertrok ik de volgende ochtend toch met een tevreden gevoel uit Wenen.